• Zorg dat het lont rechtop staat en niet langer is dan ongeveer 1 cm. Knip het desnoods een stukje af.
  • Als een kaars walmt, een grote vlam of roet geeft, kun je het lont ook een stukje afknippen.
  • Kaarsen met een diameter van 10cm of meer moeten voor een eerste keer een tijdje blijven branden. Bij voorkeur totdat ongeveer 1 cm van de buitenrand gesmolten is.
  • Bolkaarsen en stompkaarsen bij voorkeur niet langer dan 3 tot 4 uur achter elkaar laten branden.
  • Verplaats brandende kaarsen nooit.
  • Leg geen (afgebrande) lucifers of andere materialen in het kaarsvet. Hierdoor kan een tweede vlam ontstaan en kan zelfs een kandelaar kapot springen.
  • Laat brandende kaarsen nooit onbeheerd achter!
  • Kaarsen hebben voldoende zuurstof nodig om te kunnen branden. Ook moeten ze hun warmte goed kwijt kunnen. Ben daarom voorzichtig met het branden van kaarsen in windlichten. Als de kaars diep inbrandt, dan kun je een stukje van de rand afsnijden.
  • Doof een kaars nooit met water. Het veiligste is het om een kaarsendover te gebruiken.